Palmen zijn uniek onder de houtige sierplanten omdat, op enkele uitzonderingen na, palmsoorten alleen vermeerderd kunnen worden uit zaad. Palmen zijn ook "berucht" door de langzame en ongelijkmatige zaadontkieming.
Geschat wordt dat meer dan 25% van alle palmsoorten meer dan 100 dagen nodig heeft om te ontkiemen en minder dan 20% uiteindelijk daadwerkelijk uitkomt.
De belangrijkste reden hiervoor is dat de zaden van de meeste soorten kleine of "onrijpe" embryo's hebben. Deze moeten eerst volledig ontwikkelen om uiteindelijk te kunnen kiemen. Desalniettemin kan het kiem succes van palmzaden gemaximaliseerd worden door een aantal basisrichtlijnen te volgen.
In deze blog vind je diverse praktische tips aan om jouw eigen palmzaden zo goed mogelijk te laten ontkiemen. En vooral veel plezier te beleven aan jouw nieuwe palm zaailingen.
Palmzaden variëren enorm in grootte. Veel palmen hebben zaden die niet groter zijn dan 60 mm in diameter. Terwijl het grootste zaadje - van elke bloeiende plant ter wereld - dat van een palm is; de dubbele kokosnoot, Lodoicea maldivica. Het grootste deel van een palmzaadje bestaat uit voedingsweefsel genaamd endosperm. Endosperm levert dat voedsel aan de ontkiemende zaailing voor een langere tijd dan de meeste bloeiende planten (Figuur 1). De “melk” en het witte vruchtvlees van een kokosnoot zijn vloeibaar en vast endosperm. Het palmembryo is erg klein, ofwel cilindrisch of topvormig. De zaden zelf kunnen ofwel rond of afwisselend langwerpig zijn. Hun oppervlakken kunnen glad of ruwer zijn. Sommigen zijn omwikkeld in een harde, water- en luchtdichte "vacht". Vezels van de vruchtwand blijven vaak aan het zaad vastzitten, zelfs na het schoonmaken.
De manier waarop palmzaden ontkiemen, valt in twee categorieën op te delen. Categorie 1 zijn de palmen met ontkieming "op afstand" (zie Figuur 2a – c), waarbij de de zaailing-as zich op enige afstand ontwikkeld van het zaadje. Het eerste deel dat uit het zaad tevoorschijn komt, wordt de zaadlobsteel genoemd. Het lijkt op de eerste zaailingenwortel, maar is het niet. De zaadlobsteel groeit naar beneden in de grond (soms heel diep) en zwelt aan de basis op.
Uit deze zwelling komen de eerste zaailingwortel (radicle oftewel de kiemwortel) en zaailingscheut (plumule oftwel de kiemscheut) tevoorschijn. Het eigenlijke zaadlob of zaadblad blijft in het zaad en functioneert als een absorberend orgaan dat het haustorium wordt genoemd. Het haustorium draagt voedingsstoffen over van het endosperm naar de jonge zaailing. Bij palmzaden met ontkieming "op afstand" blijft de kiemwortel enige tijd bestaan en produceert zijwortels. De zaden van mediterrane waaierpalmen (Chamaerops humilis), de Chinese waaierpalmen (Livistona chinensis), de dadelpalmen (Phoenix spp.) en de Mexicaanse waaierpalmen (Washingtonia robusta) hebben kieming op afstand.
figuur 2. (a-f) 2 hoofdvormen ontkieming palmzaad
De andere palmzaad ontkieming hoofdklasse wordt "aangrenzende" kieming genoemd (zie figuur 2d-f). Bij deze zaden komt slechts een klein deel van de zaadlob uit het zaad. Het verschijnt als een gezwollen lichaam dat tegen het zaadoppervlak aanligt en wordt de "knop" genoemd. De kiemwortel en het scheut komen uit de onderkant en bovenkant van de knop. Bij palmen met aangrenzende kieming is meestal de eerste zaailingwortel of kiemwortel
smal en zeer kortlevend. Ze worden snel vervangen door wortels gevormd aan de stambasis van de zaailingen. Net als bij ontkieming op afstand, blijft een haustorium in het zaad achter en absorbeert voedsel van het endosperm. Enkele veel voorkomende palmen met deze vorm kieming zijn areca (Dypsis lutescens), Alexandra-palm (Archontophoenix alexandrae) en kokosnoot (Cocos nucifera).
Een aantal palmsoorten (zoals bijvoorbeeld Bismarckia) begraven de zaailingwortels diep in de grond (ook wel penwortels genoemd). Deze soorten vereisen een speciale behandeling.
Zaden kunnen worden verzameld bij lokale bronnen (palmbomen in het landschap) of gekocht worden bij commerciële dealers. Lokale inzameling heeft bepaalde voordelen; de versheid, rijpheid en ouderschap van het zaad zijn bekend bij de verzamelaar. Als het zaad wordt opgeslagen, controleert de verzamelaar de gebruikte methoden en de duur van de opslag. Commerciële handelaren kunnen doorgaans grotere hoeveelheden en een grotere diversiteit aan soorten aanbieden. Commerciële dealers zullen ook de tijdrovende klusjes van zaadreiniging voor hun rekening nemen, waarvoor mogelijk speciale apparatuur nodig is. De leeftijd en het uiteindelijke kiempercentage van gekocht zaad zijn echter vaak onbekend.
Op enkele uitzonderingen na moet het palmzaad verzameld worden wanneer de vrucht volledig rijp is (in volle kleur), of zodra het van de boom valt. Er zijn wel een paar uitzonderingen. Palmzaad van groene queen palm vruchten (Syagrus romanzoffiana) ontkiemt beter dan zaad van halfrijp of rijp zaad. De oorzaak ligt waarschijnlijk bij bepaalde remmers in de vrucht. Palmzaad van de rijpe royal palm vruchten (Roystonea regia) ontkiemt langzamer dan zaad van halfrijpe of groene vruchten.
De levensvatbaarheid van palmzaden kan variëren tussen bomen van dezelfde soort, en zelfs van jaar tot jaar van dezelfde boom. De ouderdom van het zaad en / of de gebruikte bewaarmethoden kunnen het uiteindelijke kiempercentage direct beïnvloeden. Zaden van sommige palmen blijven over het algemeen slechts 2-3 weken houdbaar (bijv. Latan palmen, Latania spp.). Terwijl andere meer dan een jaar levensvatbaar kunnen blijven (areca, Dypsislutescens), zolang ze op de juiste manier worden bewaard zijn. Sommige telers pleiten voor het gebruik van een "seed float-test". De zaden worden in water geplaatst en de zaden die drijven worden weggegooid omdat ze minder levensvatbaar zijn. Sommige palmzaden drijven echter van nature omdat ze door water in de natuur worden verspreid. Bovendien hebben sommige telers ook ontdekt dat als de drijvende zaden worden geplant, er een aanzienlijk aantal toch nog zal ontkiemen. Er zijn verschillende erkende manieren om de levensvatbaarheid van zaden snel te testen.
Snijd een monster van de palmzaden open (figuur 3.). Het endosperm moet stevig zijn en het kleine embryo moet zijn kamer vullen (aan het ene uiteinde van het zaadje). Het zaadje is waarschijnlijk niet levensvatbaar als:
figuur 3. Dwarsdoorsnede van een aracea palm zaadje Dypsis lutescens
Links niet levensvatbaar en rechts wel levensvatbaar. Let op de gekrompen embryo en endosperm in het linker zaadje.
Meng een 1% (10 gm / l) waterige oplossing van tetrazoliumchloride (verkrijgbaar bij elke chemische leverancier). Snijd een monster van de zaden doormidden om het embryo bloot te leggen en plaats de helft met het embryo in de oplossing. Zet de pot minimaal 2 uur in het donker (soms is een hele dag nodig). Als het embryo gedeeltelijk of volledig rood of roze kleurt, is het waarschijnlijk levensvatbaar. Als er geen vlek is, is het zaad waarschijnlijk niet levensvatbaar.
De levensvatbaarheid van palmzaad kan ook bepaald worden met behulp van gespecialiseerde instrumenten die elektrolytlekkage meten. Dat is e en indicator van de integriteit van zaadmembranen die de levensvatbaarheid van zaden beïnvloeden.
Palmzaden worden omsloten door een vlezige of vezelige "husk" / vruchtwand (mesocarp). Op enkele uitzonderingen na, moet de vruchtwand worden verwijderd voordat zaden worden opgeslagen of geplant (Figuur 4). Van niet schoongemaakte areca palmzaden (Dypsis lutescens) is bekend dat ze ontkiemen als ze onmiddellijk na de oogst worden geplant. Kokoszaad hoeft niet te worden gepeld voordat het wordt geplant (in feite ontkiemt de zaailing in de vrucht voordat het tevoorschijn komt).
figuur 4. palmzaad met en zonder schoongemaakte husk oftewel vruchtwand
Als er maar een klein aantal zaden moet worden verwerkt, kunnen ze met de hand worden schoongemaakt. Je kunt met een mes het vruchtweefsel van het zaadje weg snijden. Voor grote hoeveelheden is machinale reiniging aan te raden. Palmsoorten (bijvoorbeeld de areca) met relatief dunne vruchtwanden kunnen gemakkelijk worden schoongemaakt. Je wrijft de zaden over een sterk, groot gaasscherm terwijl je ze afspoelt met een slang om het mesocarp te verwijderen. Of je wrijft de vruchtwand met de hand ervan af in een emmer met water.
Bij een aantal palmsoorten zit een irriterend middel in het vruchtvlees (calciumoxalaat kristallen). Als je deze zaden dan met met de hand wilt schoonmaken kan het een pijnlijke ervaring zijn. Het is aan te raden om handschoenen te dragen bij het hanteren van deze vruchten:
De meeste palmzaden moeten in water worden geweekt om eerst de vlezige vruchtwand te verzachten (fermenteren) (figuur 5). Het water moet indien mogelijk elke dag worden ververst. De vruchten zijn klaar voor verwerking wanneer het mesocarp gemakkelijk meegeeft door er met de vingers in te knijpen.
figuur 5. palmzaden die voor geweekt worden in emmers met water om het mesocarp weker te laten worden
De vruchten worden vervolgens in een zaadreinigingsmachine geplaatst die het gefermenteerde mesocarp rond het zaad wegschuurt. Het vruchtvlees wordt uit de reinigingskamer gewassen en opgevangen. Een kleine cementmixer die gedeeltelijk gevuld is met grof zand of grind werkt redelijk goed (figuur 6).
figuur 6. Cementmixer die wordt gebruikt om palmzaden te reinigen. Grind binnenin de machine schuurt het vruchtvlees van het zaad.
In beide gevallen spoelt het water de zaden continu terwijl de machines werken. Harde of zeer vezelige palmvruchten kunnen worden schoongemaakt door de vruchten te mengen met grind of steen en er herhaaldelijk op te gaan staan. Evenzo zijn sommige palmsoorten met zeer harde zaden schoongemaakt door met een vrachtwagen of ander voertuig over jutezakken met de verzachte vruchten te rijden. Gereinigde zaden moeten een dag of twee aan de lucht worden gedroogd voordat ze worden bewaard.
Op enkele uitzonderingen na, is het het beste om palmzaad kort na het schoonmaken te planten. Als dit niet mogelijk is, is de beste algemene opslagprocedure zaad met thiram of captan fungicide af te stoffen. Vervolgens het zaad in plastic zakken te verzegelen en op te slaan bij 18-25 ° C. Er zijn aanwijzingen dat het gebruik van deze fungicide de kieming negatief kan beïnvloeden. Zaden van de meeste tropische palmen verliezen hun levensvatbaarheid als ze worden bewaard bij temperaturen onder 15 ° C. Van sommig gezuiverd zaad van is bekend dat ze opgeslagen kunnen worden bij 23 ° C zonder verlies van levensvatbaarheid:
In het geval van royal palm, verhoogt opslag tot 9 maanden zelfs de kieming in vergelijking met het direct planten van vers zaad.
Zaden van de pindopalm (Butia capitata) hebben een periode van droge opslag nodig voor een optimale ontkieming. De duur van de periode neemt toe met verlaagde temperatuur: 90 dagen bij 25 ° C, 120 dagen bij 15 ° C en 150 dagen bij 5 ° C. Het simpelweg verwijderen van de steenachtige endocarpium bij deze soort en het onmiddellijk planten van de twee of drie zaden die erin zitten, resulteerde in een veel betere ontkieming dan bij droge opslag. Over het algemeen kunnen palmen uit seizoensgebonden klimaten (versus uniform tropisch) een grotere tolerantie hebben voor opslag bij lage temperaturen. Zaden van de zilverpalm (Coccothrinax argentata) en viltpalm (Leucothrinax morrisii) kunnen een week lang een temperatuur van -20 ° C en 10 ° C doorstaan zonder verlies van levensvatbaarheid. Zaden van meer tropische soorten (bijvoorbeeld areca, Dypsis lutescens) kunnen sterven na 24 uur opslag bij 5 ° C.
Er is veel belangstelling voor vóór behandelingen die de kieming kunnen versnellen of resulteren in een gelijkmatiger kiemingspercentage. Voor de commerciële palmkweker moet de waarde van zaadvoorbehandelingen worden afgewogen tegen de extra arbeidskosten die ermee gemoeid zijn.
Een veel voorkomende aanbeveling is om palmzaad 1 tot 7 dagen in water te laten weken. Het is raadzaam om het water dagelijks te verversen. Het zaad moet direct na de behandeling worden geplant, omdat opslag na wateropname een secundaire kiemrust kan veroorzaken. Palmsoorten die goed reageren op het voor weken in water zijn onder meer:
Een aantal onderzoekers heeft een versneld effect op de ontkieming gemeld door het zaad gedurende 1 tot 3 dagen in een concentratie van GA3 (een planthormoon) te laten weken. Gibberellinezuur (ook wel gibberelline A3, GA, en GA3 genoemd) is een plantenhormoon, dat de groei en strekking van plantencellen bevordert. Behandeling met deze groeiregulator veroorzaakt echter vervorming of overmatige verlenging van de zaailing (figuur 7). Hierdoor kan in sommige gevallen zelfs voorkomen worden dat de zaailing zichzelf kan onderhouden. Het is niet aan te raden om een GA3-voorweek te gebruiken ondanks eventuele positieve effecten op de kiemkracht.
figuur 7. Overmatige verlenging van Areca-palm (Dypsis lutescens) zaden links, veroorzaakt door het voorbehandelen van zaad met een voorweek van Gibberellinezuur (GA3).
Scarificatie van palmzaad omvat het verdunnen van het benige endocarpium van palmzaadjes die de opname van water kunnen belemmeren. Het kan worden bereikt door het oppervlak van het zaadje te schuren totdat het endosperm zichtbaar wordt. Of door het zaad gedurende 10 tot 30 minuten in verdund tot geconcentreerd zwavelzuur (H2SO4) te weken.
Scarificatie kan de kiemkracht van een aantal palmsoorten met harde, voor water ondoordringbare zaadlagen laten toenemen. Volledige verwijdering van het steenachtige endocarpium laat bijvoorbeeld het kiemingspercentage en de snelheid van de Butia capitata aanzienlijk te verhogen. Dit kan worden bereikt door individuele endocarps te kraken in een bankschroef. Het mogelijke risico bij mechanische of zure insnijding is schade aan het embryo tijdens het proces. Het beste is om scarificatie toe te passen bij zaden met harde en ondoordringbare zaadvliezen.
Een verscheidenheid aan kiempotten kan worden gebruikt voor palmenzaden, inclusief potten en zaaitrays. Potten zijn beter dan zaaitrays door de diepere grondkolom en betere afwatering. Om de extra diepte te geven die deze zaailingen nodig hebben tijdens de vroege ontwikkeling, kun je boombuizen, stukken Pvc-buis of andere geïmproviseerde potten gebruiken. Deze zijn vooral goed voor zeer diepgewortelde soorten, en vooral diegenen die de zaailingen-as begraven. Sommige telers geven er de voorkeur aan om zaad te zaaien in grote verhoogde bedden gemaakt van hout of sintelblokken. Het belangrijkste voor elke kiemcontainer is dat het overtollige water van het substraat voldoende kan worden afgevoerd.
Substraten voor het ontkiemen van palmzaad moeten goed gedraineerd zijn, maar toch een beetje vocht vasthoudend. Een patroon van afwisselende uitersten van droogte en nattigheid is schadelijk voor palmzaden tijdens ontkieming. De deeltjesgrootte in het substraat mag niet buitensporig groot zijn en mag niet vatbaar zijn voor scheiding bij herhaalde irrigatie. Een 1: 1 volumemengsel van veenmos en perliet kan succesvol bijdragen aan de kieming van palmzaden. De mix van kiemingssubstraat moet worden aangepast aan de omstandigheden waaraan het zaad wordt blootgesteld. Als je palmzaad wilt ontkiemen in de volle zon vereist je substraat een hogere wateropnemingscapaciteit dan zaad dat in de schaduw ontkiemd.
De diepte waarop palmzaad het beste gezaaid kan worden, is afhankelijk van de grootte van het zaad en de soort die je kweekt. Verder bepalen de omgevingsomstandigheden de plantdiepte. Als zaad in de volle zon worden ontkiemd, is het aan te raden om het zaad te bedekken met extra substraat zodat het niet uitdroogt. Als het zaad echter in de schaduw wordt ontkiemd, is het aan te raden om het ondiep te zaaien. In het geval van grotere zaden betekent dit dat je ze gewoon in de grond drukt, zodat de bovenkant van het zaadje zichtbaar wordt.
De frequentie van irrigatie heeft ook invloed op de plantdiepte. Zaad dat in de volle zon is ontkiemd, kan ondieper worden geplant als de irrigatie voldoende frequent is, zodat het substraat niet uitdroogt. Bovendien is het het best om de palmzaden te zaaien met wat ruimte tussen aangrenzende zaden. Grote palmzaden, vooral die van moeilijk te verplanten soorten zoals Bismarckia, kun je het beste één zaadje per container zaaien.
Vrijwel alle palmen hebben hoge temperaturen nodig voor de meest snelle en uniforme ontkieming van hun zaad. 20 tot 37 ° C is het geaccepteerde temperatuur bereik en 29 - 35 ° C levert waarschijnlijk de beste resultaten op. Van paurotis palm zaad (Acoelorraphe wrightii) is bekend dat het het beste ontkiemt bij 33 - 38 ° C. De keys tatch palm (Leucothrinax morrisii) en zilverpalm (Cocothrinax argentata) ontkiemen het best bij 33 - 36 ° C. Zaad van de pindo palm (Butia capitata) ontkiemt het beste binnen 2 - 3 weken bij 38 ° C.
Fluctuerende temperaturen met tussenpozen van 12 uur kunnen de totale ontkieming van bepaalde soorten verhogen. Dit zou je kunnen realiseren door met een thermostaat regelaar te werken die je insteld op diverse temperaturen gedurende de dag. Zo kun je bijvoorbeeld dag en nacht ritme nabootsen.
Omdat palmzaden hoge kiemtemperaturen vereisen, is het het beste om zaad te zaaien tijdens de warmere maanden van het jaar. Als de beschikbaarheid van vers zaad dit bemoeilijkt, kunnen de bodemtemperaturen worden verhoogd. Je kunt bijvoorbeeld gebruik maken van bodemwarmte onder de kiemcontainers of door de containers af te dekken met doorzichtig plastic. Als je de containers op een warmtevasthoudend oppervlak plaatst, kan de temperatuur ook enkele graden stijgen. Er bestaan ook kiemkassen (propagator) die perfect de juiste temperaturen en luchtvochtigheid kunnen regelen, zodat je het hele jaar door makkelijk kunt kweken.
Veel palmen ontkiemen in de onderlaag van een boskruin in hun oorspronkelijke leefomgeving. Zaailingen van deze soorten kunnen in de volle zon worden ontkiemd, maar hun bladeren kunnen onder die omstandigheden tot op zekere hoogte verbleken. Over het algemeen zal de wortelgroei en de algehele ontwikkeling van zaailingen in de volle zon worden verbeterd. In de schaduw hebben zaailingen over het algemeen een diepere groene kleur. Sommige soorten groeien het beste in de schaduw (bijvoorbeeld Licuala spp.). Zaad van de Licuala moet in de schaduw worden ontkiemd. Zaailingen van dergelijke soorten verbleken gewoonlijk ernstig, verbranden en kunnen zelfs sterven, als ze aan de volle zon blootgesteld worden. Soorten die inheems zijn aan open leefgebieden vertonen geen nadelige gevolgen wanneer ze in de volle zon worden ontkiemd. Over het algemeen is het nodig om de plantdiepte van het zaad aan te passen aan de lichtniveaus waaraan het zaad zal worden blootgesteld.
Palmzaden hebben gelijkmatig vocht nodig tijdens de eerste kritieke stadia van kieming. Dit geldt met name wanneer de zaadlobsteel of knop voor het eerst uit het zaad komt. Afwisselende periodes van extreem nat en droog gedurende deze periode zullen gewoonlijk schadelijke effecten hebben op de totale kiempercentages. Als het kiemingsubstraat geen automatische irrigatie krijgt, kan het nodig zijn om de containers te bedekken met doorzichtig plastic om voldoende bodemvocht vast te houden. Te veel water geven kan even schadelijk zijn. Er mag op geen enkel moment stilstaand water zichtbaar zijn op het oppervlak van het kiemingssubstraat.
Palmzaailingen hebben de eerste twee maanden na ontkieming geen aanvullende bemesting nodig. Het endosperm in het zaadje biedt alle voeding die de zaailing tijdens deze periode nodig heeft.
De snelheid waarmee palmzaad ontkiemt, de gelijkmatigheid van de kieming en het percentage van de totale ontkieming kan enorm variëren van soort tot soort. Zaad van Mexicaanse waaierpalm (Washingtonia robusta) kan in minder dan 2 weken beginnen te ontkiemen. Zaad van de areca palm (Dypsis lutescens) kan in 3-4 weken ontkiemen, terwijl zaad van parlor palm (Chamaedorea elegans) mogelijk pas na enkele maanden begint te ontkiemen en soms zelfs pas na meer dan een jaar. Je moet bijzonder geduldig blijven zolang het zaad in goede staat lijkt, geef niet snel de hoop op! Je geduld zal op de proef gesteld worden. Vooral bij het planten van palmzaad waarmee je nog geen eerdere ervaring hebt, of waarvoor geen ontkiemingsinformatie kan worden gevonden.
Palmzaailingen kunnen ofwel onmiddellijk na ontkieming worden verpot, ofwel nadat zich 1 à 2 bladeren hebben gevormd. Het belangrijkste doel is om de mate van wortelverstoring bij de zaailingen te verminderen. Daarom is het het beste om te verplanten vóórdat de wortels de container beginnen te cirkelen of de wortels verstrikt raken van aangrenzende zaailingen. Verplant in de warmere maanden van het jaar, wanneer de wortelgroei snel zal zijn.
Zaailingen hebben meestal één lange wortel op het moment dat ze voor het eerst worden overgeplant. Zaailingen moeten eerst worden verplant van de kiemcontainer naar een kleinere pot die net het wortelsysteem herbergt en wat latere wortelgroei mogelijk maakt. Er zijn potten met in wezen open bodems die bijvoorbeeld steeds meer door kwekers gebruikt worden. Palmzaailingen profiteren van de diepere wortelloop. Lange wortels die door de opening aan de onderkant tevoorschijn komen, stoppen met groeien. Hierdoor stopt het "cirkelen" van wortels rond de binnenwand van de pot. Er zijn dan twee methoden voor het verplanten van de zaailingen.
De eerste methode vermindert de kans op uitval door te veel water, maar verhoogt je werk. Overplanten in grote potten verlaagt je werk en zorgt voor meer onbeperkte wortelgroei. Maar, je kunt meer verlies hebben door wortelrot als je zaailingen nog klein zijn. Palmen vinden het niet fijn om te diep geplant te worden, ongeacht leeftijd of grootte. Voor palmzaailingen kan het planten van slechts een anderhalve cm te diep resulteren in ernstige productievertragingen en uiteindelijk de dood van de zaailingen.
Palmzaailingen moeten zo worden verplant dat het punt van de stengel van de zaailingen - net boven het wortelsysteem - op het grondoppervlak ligt (figuur 8). Dit punt heeft soms een zichtbare zwelling. Bij palmen met aangrenzende kieming is dit het punt aan de basis van de knop. Verbreek de verbinding van het zaadje en de kiemplant niet. Als het zaadje nog steeds aan de plant vast zit door de zaadlobsteel, drapeer het zaadje dan over de rand van de pot of laat het op het grondoppervlak zitten.
figuur 8. plant je palm zaailing niet dieper dan de aangeven punten
Soms wordt er gezegd dat je wortels kunt snoeien van de palmzaailingen bij het verplanten. Ik raad dit zeker niet aan om te doen omdat dit vaak resulteert in groeivertragingen of zelfs de dood van sommige zaailingen. Als de zaailingwortel langer is dan de nieuwe pot, kan deze lichtjes naar boven of rond de binnen omtrek van de pot buigen. Een betere oplossing is om potten te gebruiken die groot genoeg zijn voor de volledige lengte van de wortel.
Sommige palmsoorten (zoals de Bismarckia en Borassus) begraven de zaailing-as enige afstand onder de grond. Zaad van deze soorten wordt meestal afzonderlijk in diepe potten geplant.
Idealiter zouden pas verplante zaailingen enkele weken in lichte schaduw (30-50%) moeten worden geplaatst. Of totdat er nieuwe groei zichtbaar is. Als dit niet mogelijk is, moet de irrigatiefrequentie zorgvuldig worden bewaakt worden. Dan voorkom je namelijk dat de zaailingen geen waterstress krijgen, nadat ze net in een andere pot zijn gezet.
Berichtjes worden eerst goedgekeurd voordat ze zichtbaar worden
Blijf op de hoogte van de laatste updates!
© 2024 Drakenbloedboom.
Powered by Mark-A-Thing